Als één of meer alternatieven niet plausibel zijn, is de kans groter dat de kandidaat het antwoord goed gokt. Soms wordt een slechte afleider gebruikt om bij elke vraag evenveel alternatieven te hebben. Er is echter niets op tegen om in één toets te variëren met het aantal alternatieven per vraag. Een alternatief dat niemand zal kiezen, kan net zo goed worden weggelaten.
Hoe het niet moet:
Vraag: Welk land heeft de kleinste oppervlakte?
A. België (*)
B. Nederland
C. Spanje
D. Zwitserland
Het spreekt voor zich dat alternatief C niet het juiste antwoord zal zijn.
Hoe het wel moet:
Vraag: Welk land heeft de kleinste oppervlakte?
A. België (*)
B. Nederland
C. Zwitserland
Nieuwsgierig geworden naar de overige constructievoorschriften? Blijf ons dan volgen op Twitter of LinkedIn. Vanzelfsprekend kunt u ook gelijk het boek bestellen! Ga dan hier direct naar onze webshop.